Boeken
‘Veel vermaak en weinig wol; de geschiedenis van de Tilburgse kermis’ (1986) Geschiedschrijving van kermis-grootvermaak in Nederland
In 1950 schrijft het Nieuwsblad van het Zuiden: ‘Zo staan we dan bij die aanlokkelijke kraam van Ome Jaap, waar je voor een paar kwartjes je hele uitzet bij elkaar kunt loten’. Ome jaap, een begrip op de oude Tilburgse kermis, schonk ook wel eens een prijsje weg en in 1954 draaide hij een Rad van Avontuur, dat eigendom was van het Kleuterheil, een organisatie voor astmatische ukken in Tilburg.
Het hoofdstukje over gokken in het boek ‘Veel vermaak en weinig wol’ is veelzeggend over de sociale situatie in Tilburgs vervlogen tijden. Niet dat de schrijvers zich uitputten in klagelijke verhalen over huisvaders of -moeders die hun hele hebben en houden vergokten, maar omdat het schijnbaar mogelijk was dat een kermisexploitant als ‘Ome Jaap’ met zijn prijzen zoveel indruk maakte dat hij een sociale functie in de Brabantse wolstad kon vervullen.
Het gokken bloeit nog volop op de Tilburgse kermis (jaar 2000: 78 gok-gerelateerde zaken op 210 attracties), maar prijzen als horloges, teddyberen en kitschvoorwerpen zijn voor de Tilburgse bevolking ook tijdens de normale dagen van het jaar bereikbare objecten geworden. Ook hoeft de lokale pers niet meer te manen het beschikbare geld netjes over alle kermisdagen te verdelen.
In ‘Veel vermaak en weinig wol; de geschiedenis van de Tilburgse kermis’ wijden de drie schrijvers een belangrijk hoofdstuk aan de technische ontwikkeling op de kermis. Omdat Tilburg vanaf de jaren ’20 tot nu jaarlijks het neusje van de kermiszalm gepresenteerd krijgt op attractiegebied, vormt dit deel van het boek tevens een algemene geschiedschrijving van het kermis-grootvermaak in Nederland. Terecht wordt een apart hoofdstukje gewijd aan de stoomcarrousel, maar ook zweefmolens, rodel- en achtbanen (in 1924 al), cakewalks, autoscooters, rupsbanen, steilewand-rijders; al die soorten snelheidsduivels waren al vlug op de Tilburgse kermis present.
Het Tilburgse publiek kwam er jaar na jaar massaal op af en op de bijna 200 foto’s in het boek ziet men tal van gelukzalige gezichten de sensationele snelheidservaringen ondergaan. Ging het niet om de snelheid, dan ging het wel om het feit dat je als werkmens nu ook eens een keertje in een glimmende auto of op een stoere motor kon zitten, al stond het ding dan ook vastgeschroefd op een kermisattractie.
Want kermisminded, dat waren en zijn de Tilburgers. Niet alleen als consument, ook als kermisproducent. Tilburgse kermisfamilies als de Moonen’s krijgen boekruimte en ook aan Annie van Wanrooy en Henk van Beurden, die jarenlang als ongezond kijkobject ‘De dikste dames ter wereld’ zaten te wezen in de abnormaliteitenshow van onder andere exploitant Belly Vermeulen, wordt niet voorbijgegaan.
De schrijvers gaan ook expliciet in op dat kijkvermaak en het variete dat op de Tilburgse kermis gelukkig lang kon blijven bestaan. Eertijds waren het rariteiten-kabinetten, vlooientheaters, dwergen, reuzen en misvormde dieren, maar bijna tot de laatste eeuwwisseling nog kon het Tilburgse kermispubliek zich verlustigen aan het trieste relaas van ‘Ilonka, het meisje zonder hoofd’ of aan de sterke staaltjes van de onverschrokken Fakir Ben Ali. Somnabules voorspellen er vrolijk op los en een kermistheater als Studio 7 werd zelfs door een groepje fanatieke Tilburgse ingezetenen door-geexploiteerd toen eigenaar Johnny Duyns er de brui aan gaf, omdat hij de hoge personeelskosten niet meer kon ophoesten.
Jace van de Ven (Nieuwsblad van het Zuiden)
Bron : Lauran Wijffels en Hennie van Oers (afbeelding boek)